Neem gerust contact met ons op om thuis
met u de mogelijkheden door te nemen.

 

 

Met het boek Slotcouplet probeert Sander de Hosson de pallitieve, terminale zorg meer onder de aandacht te brengen. Hij lijkt hierin al te zijn geslaagd aangezien het boek op de tweede plaats is binnengekomen op de bestseller lijst. 

Geneeskunde is soms genezen, vaak verlichten, altijd troosten. Longarts Sander de Hosson laat zien hoe deze eeuwenoude uitspraak nog altijd geldt. Hij behandelt patiënten met een ongeneeslijke ziekte, bij wie de laatste levensfase is aangebroken. Samen met een team van zorgverleners streeft hij naar de beste kwaliteit van leven en sterven voor de patiënt.
De Hosson vertelt openhartig wat hij denkt en voelt, hoe hij handelt bij vaak ingewikkelde ziektegeschiedenissen en hoe hij worstelt met de vraag die veel dokters hebben: waar ligt de grens van geneeskunde? Moet wel alles wat kan? Ook vertelt hij hoe het uitoefenen van zijn vak zelf ervaart en hoe moeilijk het is om mens te blijven en professionele afstand te behouden. 

Slotcouplet biedt een unieke blik op een wereld vol dilemma’s, verdriet, compassie, liefde, écht contact en troost.


Interview met Sander de Hosson ( AD ) 

Dokter zijn is medicijnen voorschrijven, opereren, maar óók praten over de dood. Longarts Sander de Hosson is niet bang om eerlijk te zijn over hoe moeilijk dat soms is. In zijn boek Slotcouplet beschrijft hij zijn eigen tranen, maar ook hoe 'ongekend mooi' het is om iemand naar een zo goed mogelijk einde te begeleiden.

Als je weet dat overleven er niet in zit, dan is het mijn taak - en die is minstens zo belangrijk - om te zorgen voor een zo goed mogelijk dood.

Longkanker is een bruut, schrijft De Hosson in zijn columns, samen met 30 andere verhalen onderdeel van zijn boek Slotcouplet. Het is een monster dat soms maar twee weken nodig heeft om zijn tentakels uit te spreiden over luchtwegen, buik en brein. Een schurk die mensen de adem ontneemt, helse pijnen bezorgt en nauwelijks kans op herstel geeft. Professioneel of niet: hij vloekt als hij een verwoestende uitslag onder ogen krijgt.
 

,,Ja, ik ben vreselijk boos geweest op de ziekte. Maar na een paar jaar heb ik dat omgedraaid: als je weet dat overleven er niet in zit, dan is het mijn taak - en die is minstens zo belangrijk - om te zorgen voor een zo goed mogelijk dood."

 

De Hosson ergert zich aan de teneur in het nieuws: de ene na de andere 'doorbraak' op het gebied van kankeronderzoek en nieuwe medicijnen. Als weer eens een hoogleraar op tv mag vertellen dat kanker over twintig jaar niet meer bestaat. ,,Daar hebben patiënten die nu ziek zijn negen van de tien keer helemaal niets aan.'' Zeker longkankerpatiënten niet: van de 100 patiënten per jaar overlijden er uiteindelijk 85. ,,Met een krantenartikel in hun hand lopen ze de spreekkamer in en vragen of deze nieuwe therapie hun leven kan redden of verlengen. Natuurlijk proberen we dat, ook samen met academische centra en gespecialiseerde ziekenhuizen, maar je moet ook weten wanneer je moet stoppen."

 

Stoppen betekent voor De Hosson niet de patiënt aan zijn lot overlaten. Stoppen is iemand een waardige dood bezorgen.

,,Als je weet dat je binnen een aantal maanden doodgaat aan longkanker dan is het heel belangrijk om te weten dat je pijn en benauwdheid goed kan bestrijden. Dat je met de juiste palliatieve zorg thuis dood kan gaan, iets wat driekwart van de Nederlanders graag wil. Maar ook dat je nog een weekend naar een Waddeneiland kan met je geliefde, naar Portugal met je kleine kinderen."


Zorg buiten de kaders

Patiënten kunnen ook in het ziekenhuis trouwen, uren voor hun dood. De gemeente wordt dan gebeld. Verpleegkundigen versieren de stilteruimte als trouwzaal en de keuken flanst een taart in elkaar. Dat is niet het standaard beeld van een ziekenhuis.

De betrokken zorgverleners zetten alles op alles om een patiënt en zijn naasten te geven wat ze willen. En let wel: dit is natuurlijk geen dagelijkse kost, ik heb talloze patiënten met astma die aan een pufje genoeg hebben. En als iemand longkanker heeft, is hij meestal op leeftijd. Maar oud of jong: ik wil niet dat mensen denken dat ze op een bed moeten liggen wachten tot ze sterven. Drink dat lekkere glas wijn nog samen. Dans je laatste dans. Wij helpen waar we kunnen. Ik weet uit eigen ervaring hoe belangrijk dat is. Zeven jaar geleden overleed mijn moeder aan een hersentumor. Ditmaal was ik niet de dokter aan het bed, maar de zoon. In de hospice weken we niet van haar zijde en al was het maar een seconde dat ze me nog aankeek vlak voor ze ging: om dát mee te mogen maken - samen - was een pure gift."

Maar u bent ook als arts bereid uw patiënt letterlijk tot het einde te begeleiden. Bijvoorbeeld toen een oude man stierf, terwijl zijn vrouw nog in de bus zat naar het ziekenhuis.

,,Ja, vreselijk. In de bus! Ik weet nog hoe verbaasd ik reageerde toen de verpleging dat zei. Maar het was niet anders en dus blijf ik dan bij mijn patiënt: ik laat iemand niet alleen doodgaan."


U pakt vaak een hand vast. Omhelst zelfs een oude man die vol verdriet bij de ingang van het ziekenhuis staat te wachten om thuis te gaan sterven.

,,Ik ben op de eerste plaats een mens, ik voel empathie, compassie en vaak schieten woorden op zulke momenten tekort. Als een oude man huilend in een rolstoel zit, kan ik niet anders dan hem troosten."

Is het wel professioneel, vraagt u zich geregeld af in uw boek. Maar wat is het antwoord?

,,Dat weet ik ook niet altijd. Ik doe wat mijn gevoel me ingeeft. Sommige zorgverleners vinden dat je je patiënt niet moet aanraken buiten lichamelijk onderzoek om. Maar ik ben het daar niet mee eens. Zeker niet in de laatste levensfase. Ik voel heus wel aan wanneer het gepast is of niet. Maar als je iemand alle hoop moet ontnemen, snoeihard moet zeggen dat hij zal sterven, dan helpt een hand vaak."

U bent de dokter waarop iedereen hoopt als je doodgaat. Uw columns worden wel 80.000 keer gelezen. Op Facebook en Twitter buitelen de complimenten over elkaar heen: eindelijk een arts die laat zien dat hij niet van steen is.

,,Maar andere artsen zijn ook niet van steen. Het verschil is: ik durf eerlijk op te schrijven dat de dood me raakt. Of dat ik een fout heb gemaakt en dan doodsbang ben om de familie onder ogen te komen. Dat zouden artsen meer moeten doen, maar dan moeten ze dat wel leren. Want de dood krijgt nog altijd te weinig aandacht in de opleiding. De focus ligt op mensen genezen. In mijn tijd gingen er twee weken over palliatieve zorg: op zes jaar studie! Dat verandert nu wel, maar te traag."

U ziet hoe mannen en vrouwen van uw leeftijd doodgaan aan longkanker, soms zelfs zonder ooit een sigaret aan te raken. Maakt dat u bang?

,,De meesten zijn ouder en hebben gerookt, maar inderdaad 10 procent niet. En dat komt dan dichtbij. Ik ben een jonge vader met een dochter van 3 en zoon van 1 en krijg het spaansbenauwd als ik zie hoe iemand zijn gezin moet achterlaten. Als ik 's avonds thuiskom, houd ik ze dan wel extra stevig vast."

 

Wat vindt u het moeilijkst?

,,Euthanasie is loodzwaar. Het is zo rauw, omdat het planbaar is. Je spreekt op dinsdag af: zullen we het maar donderdag doen? De twee nachten ervoor slaap ik niet en een half uur van tevoren zit er maar één ding in mijn hoofd: ik ga zo iemand dood maken."


Bij palliatieve sedatie is dat anders?

,,Ja, dan verlaag je het bewustzijn van iemand die op dat moment al heel dicht bij de dood is, zodat hij niet meer lijdt. Maar het kan dan nog uren duren, of dagen. Het is natuurlijker. Dat zou ik zelf ook willen. Geen euthanasie, ik heb het lef niet om er zo actief een eind aan te maken."


Helpt het überhaupt tegen kanker: lef, moed, sterk zijn?

,,Nee, daar word ik zo boos van. Strijden tegen kanker bestaat niet! De uitkomst staat in de sterren. Patiënten vechten tegen de behandeling: de bijwerkingen van chemokuren, de angst waarmee ze hun familie achterlaten. Hun kleine kinderen die vrolijk om het bed dartelen zonder te beseffen dat papa of mama doodgaat. Daar moeten we oog voor hebben en ontzettend veel bewondering."

 

Citaten uit Slotcouplet

'Als we in zijn kamer zijn, valt haar wandelstok met een klap op de grond als ze hem ziet liggen. Ze wankelt naar hem toe en pakt zijn gezicht vast. Dan huilt ze. (...) Ik zie die mooie oude handen om zijn gezicht, haar mond dicht tegen zijn voorhoofd. Haar lippen tuiten zich en dan kust ze hem. Een van haar tranen loopt over zijn gezicht en valt op zijn kussen.'

'Als (...) longarts (...) spuit ik aan het einde van een nazomerse middag een euthanaticum in de arm van een man die ondragelijk lijdt. Hij overlijdt binnen nog geen minuut, terwijl hij mij in de ogen blijft kijken. Het is de eerste keer dat ik een euthanasie uitvoer, en ik sta te trillen op mijn benen. Buiten hoor ik de geluiden van een terras. Het is lekker weer. Ik heb met mijn vrienden afgesproken. In het komende uur moet ik schakelen van de dood naar het leven.'

'Op deze ogenschijnlijk gewone avond danst deze vrouw waarschijnlijk voor de laatste keer, en het is fenomenaal. Ondanks de handicap van de infuuspaal, is elke beweging zo vol verfijning getimed, zo breekbaar, zo gedecideerd. Misschien mag het helemaal niet volgens professionele codes, maar het kan niet anders: we staan samen op en slaan een arm om haar heen. En daar, in die krachtige omhelzing, nemen we afscheid.'

'Twee elkaar omhelzende mannen. Het is misschien wat gek, zo midden in een drukke ziekenhuishal, en het lijkt even stil te worden. De een in een witte jas, de ander in een rolstoel, met een alpinopet scheef op zijn hoofd. Ja, misschien is het allemaal wat gek. Maar dat kan me niets meer schelen.'